Wat is het effect van de omgevingswet. In deze wet wordt veel minder geregeld. Verbodsbepalingen worden vervangen door uitnodigingsplanologie, gestold wantrouwen wordt optimistisch vertrouwen. Met het omgevingsplan geeft de gemeente vorm aan een nieuwe opdracht: zorgen voor een gezonde en veilige leefomgeving met een goede omgevingskwaliteit. Een wet voor optimisten….?
Geen wonder dat de prijs van bouwgrond explodeert. In 1995 maakten de kosten van een bouwkavel nog zo’n 20% uit van een nieuwe woning. In 2022 was dat al 60%. Bij een huizenprijs in dat jaar van gemiddeld 4 ton (inmiddels is dat €475.000) betekent dit dat de koper €240.000 aftikte voor een meestal toch al karig kaveltje. Bron: FD IBO-artikel Ed Groot.
IBO-onderzoek WONINGBOUW EN GROND – OP GROND KUN JE BOUWEN |
Samenvatting Doel Het doel van dit interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) is om de knelpunten van de woningbouw in kaart te brengen. We onderzoeken verschillende instrumenten en maatregelen om de knelpunten op te lossen. Op dit moment zijn er niet voldoende woningen voor iedereen die een woning zoekt. Door de werking van de woningmarkt en het beleid van de afgelopen jaren zijn er niet voldoende huizen gebouwd. Nederland zal veel huizen moeten bijbouwen. In dit IBO bespreken we aan de hand van vier aangrijpingspunten de knelpunten: de ruimte, de grond, de bouw en de afnemers. Voor elk van de knelpunten presenteren we verschillende oplossingsrichtingen. Knelpunten Er is een grote woningbouwopgave en veel behoefte aan betaalbare woningen. De Nederlandse bevolking groeit snel en het aantal huishoudens groeit nog sneller. Om ervoor te zorgen dat we voldoen aan de woningbehoefte zijn er van 2022 tot 2030 ongeveer 981.000 extra woningen nodig. Maar met meer woningen alleen lossen we het probleem niet op. Er is vooral behoefte aan betaalbare woningen, die via nieuwbouw of doorstroming beschikbaar kunnen komen, en geschikte woningen voor ouderen. We verwachten dat de vraag hiernaar zal toenemen. Een woning is de afgelopen jaren voor mensen met een laag- of middeninkomen zelfs bijna onbereikbaar geworden. Er zijn nu onvoldoende plekken om huizen te bouwen. Ook zijn er te weinig haalbare plannen. De huizenprijzen zijn flink gestegen, maar dat betekent niet dat er meer woningen zijn gebouwd. Daarnaast wordt niet alle geplande woningbouw volgens de verwachting uitgevoerd. Zonder genoeg haalbare plannen om huizen te bouwen, lossen we het woningtekort niet op. Het hardmaken1 van woningbouwplannen is de laatste stap in een lang bestuurlijk besluitvormingsproces. Hierbij wordt niet genoeg geluisterd naar de behoefte van de woningzoekende. Grond is duur en er is te weinig grip op de ontwikkeling van gebieden. Partijen; gemeente, ontwikkelaar, grondeigenaar etc. zijn zeer afhankelijk van elkaar. De grondprijs is de afgelopen dertig jaar flink gestegen en maakt een steeds groter deel uit van de prijs van een nieuwe woning. De grondprijs gaat gemakkelijk omhoog, maar niet snel naar beneden. Als de grondprijs op een hoger bedrag is vastgezet dan de actuele grondwaarde rechtvaardigt, komt de grond in de praktijk niet beschikbaar voor het bouwproces. Gemeenten hebben minder grond. Daarnaast werken instrumenten om waardestijgingen te benutten voor publieke investeringen niet goed genoeg. Bij de ontwikkeling van gebieden zijn er financiële tekorten en sluit de capaciteit bij ontwikkelende partijen en gemeenten niet goed aan op de vraag. Ondanks hoge huizenprijzen zijn er tekorten op de grond- en vastgoedexploitaties. De stijging van huizenprijzen zorgt weliswaar voor hogere opbrengstpotenties, maar werkt ook door op de verwervingsprijzen, waardoor de kosten stijgen. Bij publieke en private onrendabele toppen speelt infrastructuur vaak een grote rol. Infrastructuur is duur en kan vaak niet (volledig) worden gedekt uit de opbrengsten van de gebiedsontwikkeling. Grote veranderingen in de vraag schaden de structurele capaciteit bij
IBO WONINGBOUW EN GROND – OP GROND KUN JE BOUWEN | gemeenten en ontwikkelende partijen, waarbij vooral de ambtelijke capaciteit bij gemeenten een knelpunt is. Het verdienmodel van afnemers staat onder druk. Op de korte termijn hebben woningcorporaties te weinig plekken om huizen te bouwen. Op de lange termijn hebben woningcorporaties niet genoeg geld om te investeren in nieuwbouw. De huurinkomsten zijn namelijk niet voldoende om de ontwikkel- en bouwkosten terug te verdienen. Daarnaast is het voor beleggers ook moeilijker om geld te verdienen aan investeringen in vastgoed. De knelpunten hebben met elkaar te maken, maar staan tegelijkertijd ook los van elkaar. Er is niet één oplossing. De nood is hoog en er zijn te weinig woningen. Maar in de woningbouw moet je ook rekening houden met de gevolgen op de lange termijn. Het afwegen van die gevolgen kost nu eenmaal tijd. Met de juiste keuzes en maatregelen kan de overheid beter in actie komen. Als de huizenmarkt goed draait, komt dit de maatschappij ten goede. Er is betaalbare woningbouw nodig, maar dit betekent wel dat woningen minder geld zullen opleveren. Hierdoor staat de waarde van nieuwbouwwoningen onder druk en is het lastig plannen financieel rond te rekenen. De opbrengsten van de te bouwen woningen zijn niet genoeg om de kosten te dekken. Kortom: een ingewikkeld probleem, waarbij veel zaken invloed op elkaar hebben. Beleidsmaatregelen Maak gebruik van regels en wetten die nu al beschikbaar of in voorbereiding zijn. De gereedschapskist voor regie en sturing is al grotendeels beschikbaar. Bijvoorbeeld het voorkeursrecht, waarbij de overheid het eerste recht van koop heeft. Je kunt ook denken aan het eerder inzetten van onteigening, waarbij de overheid – onder zeer strenge voorwaarden – iemand verplicht zijn grond te verkopen. Met de Nota Ruimte komt meer duidelijkheid over wat er waar kan. Met het wetsvoorstel Regie worden afspraken over nieuwe woningen vastgelegd in de wet. Hierdoor kunnen kwantitatieve en kwalitatieve doelen worden behaald. Dit IBO beveelt een aantal mogelijke oplossingen aan. Deze oplossingen kun je niet los van elkaar zien. Bij woningbouw heb je te maken met verschillende processen. Eén probleem oplossen heeft geen zin als er bij een ander proces alsnog iets misgaat. Voor meer nieuwbouwwoningen moet alles kloppen. Ten eerste heb je voldoende locaties en plannen nodig. Ten tweede is er medewerking van grondeigenaren nodig en ontwikkelaars die de woningen gaan bouwen. Tot slot zijn er partijen nodig die willen en kunnen kopen. Hierboven zijn de verschillende problemen beschreven. Op basis hiervan adviseert de werkgroep om op al deze vlakken maatregelen te nemen (zie figuur 1). Soms is er keuze uit meerdere maatregelen met elk hun eigen voor- en nadelen.
Samenvatting Doel Het doel van dit interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) is om de knelpunten van de woningbouw in kaart te brengen. We onderzoeken verschillende instrumenten en maatregelen om de knelpunten op te lossen. Op dit moment zijn er niet voldoende woningen voor iedereen die een woning zoekt. Door de werking van de woningmarkt en het beleid van de afgelopen jaren zijn er niet voldoende huizen gebouwd. Nederland zal veel huizen moeten bijbouwen. In dit IBO bespreken we aan de hand van vier aangrijpingspunten de knelpunten: de ruimte, de grond, de bouw en de afnemers. Voor elk van de knelpunten presenteren we verschillende oplossingsrichtingen. Knelpunten Er is een grote woningbouwopgave en veel behoefte aan betaalbare woningen. De Nederlandse bevolking groeit snel en het aantal huishoudens groeit nog sneller. Om ervoor te zorgen dat we voldoen aan de woningbehoefte zijn er van 2022 tot 2030 ongeveer 981.000 extra woningen nodig. Maar met meer woningen alleen lossen we het probleem niet op. Er is vooral behoefte aan betaalbare woningen, die via nieuwbouw of doorstroming beschikbaar kunnen komen, en geschikte woningen voor ouderen. We verwachten dat de vraag hiernaar zal toenemen. Een woning is de afgelopen jaren voor mensen met een laag- of middeninkomen zelfs bijna onbereikbaar geworden. Er zijn nu onvoldoende plekken om huizen te bouwen. Ook zijn er te weinig haalbare plannen. De huizenprijzen zijn flink gestegen, maar dat betekent niet dat er meer woningen zijn gebouwd. Daarnaast wordt niet alle geplande woningbouw volgens de verwachting uitgevoerd. Zonder genoeg haalbare plannen om huizen te bouwen, lossen we het woningtekort niet op. Het hardmaken1 van woningbouwplannen is de laatste stap in een lang bestuurlijk besluitvormingsproces. Hierbij wordt niet genoeg geluisterd naar de behoefte van de woningzoekende. Grond is duur en er is te weinig grip op de ontwikkeling van gebieden. Partijen; gemeente, ontwikkelaar, grondeigenaar etc. zijn zeer afhankelijk van elkaar. De grondprijs is de afgelopen dertig jaar flink gestegen en maakt een steeds groter deel uit van de prijs van een nieuwe woning. De grondprijs gaat gemakkelijk omhoog, maar niet snel naar beneden. Als de grondprijs op een hoger bedrag is vastgezet dan de actuele grondwaarde rechtvaardigt, komt de grond in de praktijk niet beschikbaar voor het bouwproces. Gemeenten hebben minder grond. Daarnaast werken instrumenten om waardestijgingen te benutten voor publieke investeringen niet goed genoeg. Bij de ontwikkeling van gebieden zijn er financiële tekorten en sluit de capaciteit bij ontwikkelende partijen en gemeenten niet goed aan op de vraag. Ondanks hoge huizenprijzen zijn er tekorten op de grond- en vastgoedexploitaties. De stijging van huizenprijzen zorgt weliswaar voor hogere opbrengstpotenties, maar werkt ook door op de verwervingsprijzen, waardoor de kosten stijgen. Bij publieke en private onrendabele toppen speelt infrastructuur vaak een grote rol. Infrastructuur is duur en kan vaak niet (volledig) worden gedekt uit de opbrengsten van de gebiedsontwikkeling. Grote veranderingen in de vraag schaden de structurele capaciteit bij???? 1 Een woningbouwplan is hard wanneer het omgevingsplan de bouw van woningen toestaat.
Doel: Aanwijzingen en bronnen toegankelijk maken voor mensen en coöperaties die de waarde van grond onderzoeken en een standpunt willen omschrijven van de gebruikswaarde en de marktwaarde van grond
Het doel is dus niet om de waarde van de volkshuisvesting in relatie tot de markt te onderzoeken. Dan komen symptomen als leegstand, angstcultuur en wooncrisis aan de orde. Daarvoor verwijs ik naar o.a. de Utrechtse NUK en artikelen van de Utrechtse journalist Cees Grimbergen , zie https://denuk.nl/ en zoek met het trefwoord Grimbergen. Een video-introductie van het debat in Utrecht is te beluisteren in een aflevering Herrie in de Slachtstraat via de link https://denuk.nl/herrie-over-leegstand-in-utrecht-en-ziekteverzuim-op-het-stadskantoor/
Grondspeculatie omschrijf ik als speculeren op het behalen van woekerwinsten (>>> 6 %) in plaats van het streven naar maatschappelijk verantwoord rendement van max 6 %.
Stand 16 februari 2025
Planning: voor de zomer klaar (vakantie op Schier)
Te zetten stappen
Uitwisselen over de redenen of aanleidingen voor het onderzoek naar grondspeculatie
Keuze maken welke kavel of kavels in onderzoek worden genomen.
In het Utrechts Archief de kadastrale kaart/het Kadaster raadplegen voor gegevens over de kavels, waaronder de marktwaarde van de kavels, voor en na de koop, de betrokken verkopers en kopers etc
Inschatting maken van de gebruikswaarde van de kavels, voor en na de koop
Inschatting maken van de (juridische) bestemming van de kavels met relevante tijdstippen en bijbebhorende informatie en geruchten.
Inschatting maken van de behaalde rendementen
Voorleggen van de verworven inzichten aan relevante spelers van het spel (verificatie) en potentiële spelers van het maatschappelijke spel (debat met voorschrijdend inzicht over ingenomen standpunten etc)
Dit stappenplan hoorde bij een oproep, die eind vorig jaar in de wijkwijzer Noord Oost is verschenen. Er zijn bij mij geen reacties op deze oproep binnen gekomen:
Inmiddels zijn de nieuwe woningen in en rond het Ooglijdersgasthuis alweer een paar jaar bewoond. De renovatie en de bouw gingen niet zonder slag of stoot. Hoe is dat indertijd allemaal gegaan? Buurtbewoner Jan Korff de Gidts zou de geschiedenis graag eens met medewijkbewoners op een rijtje zetten. Wie vindt het leuk om historisch onderzoek te doen, nieuws uit te pluizen en alle zakelijke, gemeentelijke en persoonlijke belangen die speelden in kaart te brengen?
De waarde van grond waar een gemeente een nieuw bestemming voor heeft bepaald is zoveel meer waard als landbouwgrond dat grondspeculatie en corruptie heel makkelijk in elkaar kunnen overlopen. Dat kan bijvoorbeeld een woonbestemming zijn. Landbouwgrond kost 5 – 10 euro per vierkante meter (NVM-Kadaster-data. Grond voor een woonbestemming kost meer dan het tien tot het honderdvoudige (RABO/2023 data) Hoe staat het met anticorruptiewetgeving? Welke corruptierisico’s komen in beeld?
Vastgoedhandelaren en projectontwikkelaars kunnen bij overheden proberen een wijziging in een bestemming van grond naar een bestemming wonen of bedrijventerrein veranderd te krijgen. Motief: Verkoop van woningen en meer.
Op basis van de huidige anti-corruptiewetgeving is er alleen sprake van corruptie als je een duidelijke tegenprestatie voor handel in invloed verlangt. Zolang je geen tegenprestatie verlangt is “speculeren” is net als “goed verdienen” niet strafbaar.
De Nederlandse wet biedt te weinig mogelijkheden om ambtenaren te vervolgen wegens beweerde corruptie Het gaat daarbij vooral om zogenoemde ‘handel in invloed’, wat niet expliciet in de Nederlandse wet is opgenomen. In andere Europese landen is dat wel het geval
Wonderlijke is dat mijn beeld van IGN Vastgoed was dat ze meer zekerheid ten toon spreiden over de wijziging van de bestemming Bouwgrond. Het vonnis spreekt alleen over misleiding van koper door de verkoper. Misleiding in grondhandel. Het is dus geen corruptie – casus.
Ik lees op de website van IGN Vastgoed: Hoe werkt de IGN Vastgoed Grondscan?
CItaat “Om het huizen tekort aan te vullen moet de komende 10 jaar 1 miljoen huizen worden gebouwd. Hierdoor zijn er vele bestemmingsplannen beschikbaar in de openbare registers. IGN Vastgoed raadpleegt deze registers. Door het opgebouwde netwerk van IGN worden planologen en gemeenten hierbij betrokken. De adviseurs kijken naar omliggende gebieden om zo het potentieel van het perceel in te schatten“.
Als IGN Vastgoed het potentieel van een perceel inschat neemt ze ook de verdiensten mee evenals het risico op corruptie in haar beoordeling mee. En als je geen tegenprestatie van een gemeentelijke overheid vraagt is dat volgens de Nederlandse wetgeving geen corruptie en derhalve niet strafbaar omdat bewijs van een tegenprestatie ontbreekt of moeilijk geleverd kan worden.
Als je je maar op dat punt inhoudt valt je niets te verwijten en heb je geen zaak. Het FD omschrijft het zo: Nederland is het enige Europese land waar ‘handel in invloed’, onrechtmatig voordeel via netwerken, niet strafbaar is. Kassa?
Ed Groot, oud PvdA-2de kamerlid zegt in het FD: een snelle doeltreffende actie is het aanpassen van de zogenoemde taxatierichtlijn. Dan waardeer je de grond niet langer op basis van de waarde na woningbouw, maar op de gebruikswaarde die het had vóór het bestemmingsplan. Als dat gebeurt, kan het vrijkomende geld vervolgens door worden gesluisd naar de aanleg van infrastructuur en het dekken van onrendabele toppen. Lees zijn volledige artikel : https://fd.nl/opinie/1530109/hoe-de-grondprijs-de-woningbouw-nekt
Bespreken met experts in de sector (economen, juristen Willy vd Slingerland Saxion, politici cs) ?
REACTIE van een collega Dank: Raak! Mijn commentaar bij deze: in cursief!
Het diagram met de waardesprong van natuur- naar woningbouw grond houdt geen rekening met de (grond)productiekosten die je moet maken om de grond ook daadwerkelijk voor de nieuwe functie geschikt te maken: het bouw- en woonrijomaken of voor een agrariër de kosten van zijn bedrijfsmiddelen (wagenpark en stallen).
zeker, die kosten dien je van de winst af te trekken: speculeren is het doel! Woekerwinst is ietsje minder. Ken jij deze kosten in %% van de grondwaarde?
Ook lijkt het alsof de eerste de beste ontwikkelaar de gemeente zomaar meekrijgt om het omgevingsplan v/h bestemmingsplan te wijzigen. Daar hebben rijk, provincie en gemeente met ruimtelijk beleid een sturende rol.
Zeker, maar die sturende rol is weinig transparant en de lobbies doen hun werk achter het gordijn. Speculeren is bovendien niet strafbaar ! . En het OM klaagt dat de huidige wetgeving het moeilijk maakt om om omkoping te bewijzen… Lobbies hebben er geen belang bij dat dit gat in de wetgeving wordt gedicht. Er zijn dus veel “functies bij betrokken op diverse niveaus. Dat kost veel naspeuringwerk, en wie heeft daar belang <-> “Hou je mond over grond”
Ambtenaren komen is bekaaid vanaf… handel in invloed en info (met of zonder tegenprestatie) daar doen bestuurders en consultants net zo hard in mee.
Zeker! De uitspraak van het OM (bewijsvoering omkoping is moeilijk”) treft ook bestuurders, consultants en lobbyisten + de netwerkspecialisten in data!
Toets aan de inzichten van boeken van Henk Van Arkel en zijn STRO
Hoe toets je dat?
Uitgangspunt: goed verdienen is niet strafbaar (Sywert in rechtbank 19.12.24: “ik ben onschuldig”): woekerwinsten en corruptie hangen samen ?
NRC 4.2.24: Het Openbaar Ministerie en de Rijksrecherche verzoeken het ministerie van Justitie om de anti-corruptiewet aan te scherpen. Nederland is het enige EU-land waar ‘handel in invloed’ – corruptie zonder directe tegenprestatie – niet strafbaar is. Casus Mw Kroes, haar lobby vanuit StartupDelta voor Uber en haar (latere) positie binnen Uber.
Aan een gebiedsontwikkeling als het Ooglijdersgasthuis (OG)
Aan het vergelijken van plaatjes OG en STRO: waar blijft het geld en wat is de tegenprestatie ?
Een goede discussie met zo nodig scherpere onderzoeks- en toetsvragen
Welke wetgeving kunnen we gebruiken.
Welke wetgeving ontbreekt en zijn in wettelijke principes te implementeren?
Aan het werk!
Alvast twee STRO-plaatjes hieronder, nog zonder toelichting.
The municipality of an austrian village Wörgl deposits Schilling on account at the Raiffeisenbank and receives the same amount in voucher money in return.
The municipality pays staff and suppliers with those vouchers. From then on, the vouchers circulate as a means to trade between local businesses, citizens and the municipality.
At some point, a company prefers Schilling to vouchers and is willing to take a 5% loss. The company turns in the vouchers to the bank. the vouchers and sends the 5% profit to the municipality.
The bank compensates with a transfer of Schilling in the order of 95% of the face value of the vouchers and sends the 5% profit to the municipality.
The municipality spends the 5% profit on road maintenance, a new bridge, a ski jump, etc. Of course, it pays again with voucher money.
The company spends the Schilling outside of Wörgl .’
Uittreksel van: Henk van Arkel, Lluis Muns Terrats & Juliette Alenda-Demoutiez. ‘Making money virtuous’. iBooks.
Google & het Engelse Wikipedia leveren de kennis en een intrigerend plaatje over dit begrip.
The term tacit knowing is attributed to Michael Polanyi’s Personal Knowledge (1958).[1] In his later work, The Tacit Dimension (1966), Polanyi made the assertion that “we can know more than we can tell.”[2] He states not only that there is knowledge that cannot be adequately articulated by verbal means, but also that all knowledge is rooted in tacit knowledge. While this concept made most of its impact on philosophy of science, education and knowledge management—all fields involving humans—it was also, for Polanyi, a means to show humankind’s evolutionary continuity with animals. Polanyi describes that many animals are creative, some even have mental representations, but can only possess tacit knowledge.[3] This excludes humans, however, who developed the capability of articulation and therefore can transmit partially explicit knowledge. This relatively modest difference then turns into a big practical advantage, but there is no unexplained evolutionary gap.
Dit herinnert me aan mijn werk in trainingsinstituten. Ik startte op de afdeling Wereld van Vormingsinstituut Kerk en Wereld in Driebergen. Ze noemden zich het beste cursusinstituut in Nederland met voormannen als Banning en vele anderen, mede vanwege de ontstaansgeschiedenis mer e Sociale Academie de Horst. Later werd ik trainer/adviseur op het toenmalig grootste cursusinstituut voor OR-leden, SBI Training & Advies in Doorn
Ervaringskennis
De kern van mijn werk werd om ervaringskennis van praktisch opgeleide medewerkers boven tafel krijgen. Ze hadden zich als vrijwilliger gemeld om lid van de ondernemingsraad of vakbond te worden. De OR-wet uitleggen deed ik ook, maar die wet is mager, loopt niet alleen achter, maar is vooral vaag of nietszeggend.Toch mijn vroegere SBI-collega Peter van Macklenberg eens bellen om te sparren over ons werk. Hij was indertijd toch ook een fan van cognitieve psychologie met leuke “FLOW”-experimenten in Engeland? Anno 2024 zou ik die onontgonnen ervaringskennis “tacid knowledge” noemen. Hoe wordt dat begrip In Wikipedia beschreven?
Definition “Tacid Knowledge”
Tacit knowledge can be defined as skills, ideas and experiences that are possessed by people but are not codified and may not necessarily be easily expressed.[4] With tacit knowledge, people are not often aware of the knowledge they possess or how it can be valuable to others. Effective transfer of tacit knowledge generally requires extensive personal contact, regular interaction,[5] and trust. This kind of knowledge can only be revealed through practice in a particular context and transmitted through social networks.[6] To some extent it is “captured” when the knowledge holder joins a network or a community of practice.[5]
Some examples of daily activities and tacit knowledge are: riding a bike, playing the piano, driving a car, hitting a nail with a hammer,[7] putting together pieces of a complex jigsaw puzzle, and interpreting a complex statistical equation.[4]
In the field of knowledge management, the concept of tacit knowledge refers to knowledge that cannot be fully codified. An individual can acquire tacit knowledge without language. Apprentices, for example, work with their mentors and learn craftsmanship not only through language but also by observation, imitation, and practice.
The key to acquiring tacit knowledge is experience. Without some form of shared experience, it is extremely difficult for people to share each other’s thinking processes.[8]
Terrain
Tacit knowledge can be divided according to the terrain. Terrains affect the process of changing tacit knowledge into explicit knowledge. Terrains are of three kinds:
Relational tacit knowledge: Relational tacit knowledge could be made explicit, but not made explicit for reasons that touch on deep principles that have to do with either the nature or location of knowledge of the way humans are made. This knowledge refers to things we could describe in principle if someone put effort into describing them.
Somatic tacit knowledge: Somatic tacit knowledge has to do with properties of individuals bodies and brains as physical things. It includes things our bodies can do but we cannot describe how, like riding a bike. In principle it is possible for it to be explicated as the outcome of research done by human scientists.
Collective tacit knowledge: Collective tacit knowledge is a kind of knowledge that we do not know how to make explicit and that we cannot envisage how to explicate. It is the domain of knowledge that is located in society, such as the rules for language – it has to do with the way society is constituted.[9]
Embodied knowledge
Tacit knowledge has been described as “know-how” as opposed to “know-what” (facts).[10]This distinction between “know-how” and “know-what” is considered to date back to a 1945 paper by Gilbert Ryle given to the Aristotelian Society in London.[11] In his paper, Ryle argues against the (intellectualist) position that all knowledge is knowledge of Propositions (“know-what”), and therefore the view that some knowledge can only be defined as “know-how”. Ryle’s argument has, in some contexts, come to be called “anti-intellectualist“. There are further distinctions such as “know-why” (science) or “know-who” (networking).[citation needed]
Tacit knowledge involves learning and skill but not in a way that can be written down. On this account, knowing-how or “embodied knowledge” is characteristic of the expert, who acts, makes judgments, and so forth without explicitly reflecting on the principles or rules involved. The expert works without having a theory of his or her work; he or she just performs skillfully without deliberation or focused attention.[6] Embodied knowledge represents a learned capability of a human body’s nervous and endocrine systems.[12]
Differences from explicit knowledge
Although it is possible to distinguish conceptually between explicit and tacit knowledge, they are not separate and discrete in practice.[8] The interaction between these two modes of knowing is vital for the creation of new knowledge.[13]
Tacit knowledge can be distinguished from explicit knowledge in three major areas:[1]
Codifiability and mechanism of transferring knowledge: Explicit knowledge can be codified (for example, ‘can you write it down’ or ‘put it into words’ or ‘draw a picture’), and easily transferred without the knowing subject. In contrast, tacit knowledge is intuitive and unarticulated knowledge that cannot be communicated, understood or used without the ‘knowing subject’. Unlike the transfer of explicit knowledge, the transfer of tacit knowledge requires close interaction and the buildup of shared understanding and trust among them.
Main methods for the acquisition and accumulation: Explicit knowledge can be generated through logical deduction and acquired through practical experience in the relevant context. In contrast, tacit knowledge can only be acquired through practical experience in the relevant context.
Potential of aggregation and modes of appropriation: Explicit knowledge can be aggregated at a single location, stored in objective forms, and appropriated without the participation of the knowing subject. Tacit knowledge, in contrast, is personal and contextual; it is distributed across knowing subjects, and cannot easily be aggregated. The realization of its full potential requires the close involvement and cooperation of the knowing subject.
The process of transforming tacit knowledge into explicit or specifiable knowledge is known as codification, articulation, or specification. The tacit aspects of knowledge are those that cannot be codified, but can only be transmitted via training or gained through personal experience. There is a view against the distinction, where it is believed that all propositional knowledge (knowledge that) is ultimately reducible to practical knowledge (knowledge how).[14]
Ikujiro Nonaka proposed a model of knowledge creation that explains how tacit knowledge can be converted to explicit knowledge, both of which can be converted into organisational knowledge.[15] While introduced by Nonaka in 1990,[16] the model was further developed by Hirotaka Takeuchi and is thus known as the Nonaka–Takeuchi model.[15][17] In this model, tacit knowledge is presented variously as uncodifiable (“tacit aspects of knowledge are those that cannot be codified”) and codifiable (“transforming tacit knowledge into explicit knowledge is known as codification”). This ambiguity is common in the knowledge management literature.
Assuming that knowledge is created through the interaction between tacit and explicit knowledge, the Nonaka–Takeuchi model postulates four different modes of knowledge conversion:[15]
from tacit knowledge to tacit knowledge, or socialization;
from tacit knowledge to explicit knowledge, or externalization;
from explicit knowledge to explicit knowledge, or combination; and
from explicit knowledge to tacit knowledge, or internalization.
Nonaka’s view may be contrasted with Polanyi’s original view of “tacit knowing”. Polanyi believed that while declarative knowledge may be needed for acquiring skills, it is unnecessary for using those skills once the novice becomes an expert. Indeed, it does seem to be the case that, as Polanyi argued, when people acquire a skill, they acquire a corresponding understanding that defies articulation.[6]
Examples or evidences?
One of the most convincing examples of tacit knowledge is facial recognition: one knows a person’s face, and can recognize it among a thousand, indeed a million. Yet, people usually cannot tell how they recognize that face, so most of this cannot be put into words. When one sees a face, they are not conscious about their knowledge of the individual features (eye, nose, mouth), but rather see and recognize the face as a whole.[18]
Another example of tacit knowledge is the notion of language itself: it is not possible to learn a language just by being taught the rules of grammar—a native-speaker picks it up at a young age, almost entirely unaware of the formal grammar which they may be taught later.
Other examples are how to ride a bike, how tight to make a bandage, or knowing whether a senior surgeon feels an intern may be ready to learn the intricacies of surgery; this can only be learned through personal experimentation.
Harry M. Collins showed that Western laboratories long had difficulties in successfully replicating an experiment that a team led by Vladimir Braginsky at Moscow State University had been conducting for 20 years (the experiment was measuring the quality, Q, factors of sapphire). Western scientists became suspicious of the Russian results and it was only when Russian and Western scientists conducted the measurements collaboratively that the trust was reestablished. Collins argues that laboratory visits enhance the possibility for the transfer of tacit knowledge.[19][20]
The Bessemer steel process is another example: Henry Bessemer sold a patent for his advanced steelmaking process and was subsequently sued by the purchasers after they could not get it to work. In the end, Bessemer set up his own steel company because he knew how to do it, even though he could not convey it to his patent users.[21]
When Matsushita (now Panasonic) started developing its automatic home bread-making machine in 1985, an early problem was how to mechanize the dough-kneading process, a process that takes a master baker years of practice to perfect. To learn this tacit knowledge, a member of the software development team, Ikuko Tanaka, decided to volunteer herself as an apprentice to the head baker of the Osaka International Hotel, who was reputed to produce the area’s best bread. After a period of imitation and practice, one day she observed that the baker was not only stretching, but also twisting the dough in a particular fashion (“twisting stretch”), which turned out to be important in the success of his method. The Matsushita home bakery team drew together eleven members from completely different specializations and cultures: product planning, mechanical engineering, control systems, and software development. The “twisting stretch” motion was finally achieved by a prototype machine after a year of iterative experimentation by the engineers and team members working closely together, combining their explicit knowledge. For example, the engineers added ribs to the inside of the dough case in order to hold the dough better as it is being churned. Another team member suggested a method (later patented) to add yeast at a later stage in the process, thereby preventing the yeast from over-fermenting in high temperatures.[15]: 284
During the COVID-19 pandemic, increased remote work seems to have influenced the informal exchange of tacit knowledge among workers, which has subsequently led to an adverse effect on the variety of outputs produced by remote workers.[22]
De wikipedia-lemma Unsaid geeft mooie beschrijvingen wat verstaan wordt = wat wetenschappers verstaan onder wat mensen soms inslikken en daarom niet uitspreken of voorzichtig /omfloerst zeggen.
The term “unsaid” refers that is not explicitly stated, what is hidden and/or implied in the speech of an individual or a group of people.
The unsaid may be the product of intimidation; of a mulling over of thought; or of bafflement in the face of the inexpressible.[1]
Mijn beeld hierbij is dat macht van een mens intimiderend kan overkomen op een ander mens, Ik durf geen oordeel uit te spreken. Want het adagium van Pandora was: ooit wel eens een normaal mens ontmoet?
Ooit wel eens normaal mens ontmoet?
De tekst op deze oospronkelijke Pandora-poster (1964) is van Simon Carmiggelt.
Ik herinner me de poster anders: In een van de cursus-ruimtes op Kerk en Wereld liep ik voortdurend langs een omgebouwde poster. De poster had een spiegelend oppervlak: je keek naar jezelf!
Toscani, Giulio (2023). “The effects of the COVID-19 pandemic for artificial intelligence practitioners: The decrease in tacit knowledge sharing”. Journal of Knowledge Management. 27 (7): 1871–1888. doi:10.1108/JKM-07-2022-0574.
Further reading
Angioni, Giulio (2004). “Doing, Thinking, Saying”. In Sanga; Ortalli (eds.). Nature Knowledge. New York: Berghahm Books. pp. 249–261.
Brohm, R. (1999). “Bringing Polanyi onto the theatre stage: a study on Polanyi applied to Knowledge Management”. Proceedings of the ISMICK Conference. Erasmus University Rotterdam. pp. 57–69.
Nonaka, Ikujiro; Toyama, Ryoko; Konno, Noboru (February 2000). “SECI, Ba and Leadership: a Unified Model of Dynamic Knowledge Creation”. Long Range Planning. 33 (1): 5–34. doi:10.1016/s0024-6301(99)00115-6.
Polanyi, Michael (1958). Personal Knowledge: Towards a Post Critical Philosophy. Chicago: University of Chicago Press. ISBN0-226-67288-3.
Polanyi, Michael (1966). The Tacit Dimension. Doubleday & Co.
Polanyi, Michael (1983). “Tacit Knowing”. The Tacit Dimension. Gloucester, MA: Peter Smith.
Polanyi, Michael (1997). Allen, R.T. (ed.). Science, Economics and Philosophy: Selected Papers of Michael Polanyi. New Brunswick, NJ: Transaction Publishers.
Tsoukas, H. (2003). “Do we really understand tacit knowledge?”. In Easterby-Smith; Lyles (eds.). The Blackwell handbook of organizational learning and knowledge management. Cambridge, MA: Blackwell Publishing. pp. 411–427.
Wenger, E. (1998). Communities of practice: learning, meaning and identity. New York: Cambridge University Press.
Wilson, Timothy D. (2002). Strangers to ourselves: discovering the adaptive unconscious. Cambridge, MA: Harvard University Press. ISBN0-674-01382-4.
Ik kreeg een mail van Linkedin. Ik ben al heel mijn werkende leven op Linkedin. Zijn ze nu de kluts kwijt? Tenminste dat denk ik, als hypothese. Wat is er aan de hand?
Zie de onderstaande foto: Of ik maar bevestigen dat ik Jan ken……….. Nou, Ik ben 78 jaar en die vraag wordt mij wel eens door mensen gesteld, maar een systeem heeft mij zo’n vraag nog nooit gesteld…….Heb ik zelf een fout gemaakt? Maar ik weet niet waar en welke. Misschien dat ik een connectie met Jan Korff de Gidts wilde maken en dat willen heel veel mensen. Ik heb duizenden volgers….En ik woon volgend jaar 60 jaar in de stad Utrecht. 1965 was namelijk het eerste jaar van mijn studie, biochemie, S2.
Wie wil me voorbeelden toezenden, waarin je toelicht dat je denkt dat het systeem de weg kwijt is, zo niet de kluts kwijt is.
PS : ik schrijf in mijn blogs over onderzoek van systemen die de weg kwijt zijn en omschrijf onderzoeksvragen, zoals de vraag hoe functioneren adviesbureaus in het beleids- en uitvoeringsysteem?
De werkgroep Aan de Maliebaan had gister een bijzondere bijeenkomst. Bij het agendapunt terugblik ontstond een levendige uitwisseling van woorden die betekenis hadden voor de deelnemers die aan de uitwisseling meededen. Er bleek behoefte aan een statement. Bijgaand mijn overdenking: Want: in 2025 vieren we in Nederland 80 jaar vrijheid.
De Maliebaan is historisch uitgegroeid naar een een laan van allure. Tal van machthebbers hebben parades gehouden op de Maliebaan. Heel wat mensen hebben er gemarcheerd en de parade allure gegeven. Gister noemden we Napoleon en Mussert.
Marcheren en macht horen bij elkaar. Discipline, op rij, een leider.
Dat past niet bij de Maliebaan, het is ingewikkelder. Naast Mussert woonde er Mw Tellegen. Die orgaiseerde de spoorwegstaking. Als daad van verzet. Wij tegenover Zij? Zij tegenover wij? Het is ingewikkelder.
Een belgische sociologe zei het zo:
Het zou mooi zijn als onze activiteiten zou leiden tot discussie over onze huidige tijd + toekomst. Het moet toch mogelijk zijn dat we iets kunnen leren van het verleden. En dat is dus niet dat de wereld bestaat uit ‘wij’ en ‘zij’. Maar wel: dat politieke keuzes ertoe doen. En dat sommige keuzes echt fout zijn. Bron van dit concept: Zo grijs is het verleden nou ook weer niet, stelt Giselinde Kuipersp 23 sept 2024 in NRC. Giselinde Kuipers is hoogleraar sociologie aan de KU Leuven.
Afgelopen zondag zag ik Angela Merkel in Buitenhof. Ze heeft een boek geschreven met als titel Vrijheid. Eén zin van haar bleef me bij. Ze sprak die uit toen ze werd gevraagd of ze spijt had van haar uitspraak “Wir schaffen das” Ze zei: denken over Volk en niet-Volk is geen vrijheid.
In kleine kring ondervind ik met deze stelling enorm veel bijval
Hoe kom dat toch, wat zijn oorzaken of redenen
Ik ontmoet veel mensen die onthand zijn door de hedendaagse poltitiek, neerslachtig worden ze depressief soms. Vaak verdrietig met een pluke hoop voor het verschiet.
Ook zeggen mensen tegen mij dat ze nooirt meer iets horen van het pacifisme. De oorlogen overal, onoplosbaar,
We zijn heel snel naar de 2 % van het bbp gegroeid voor onze defensie-uitgaveb en Mark Rutte wil nu graag naar de vier. Leve de raket- en drone-business. Meer munitie, meer tanks, grotere legers.
Er is een alternatief. Ik leg de oorlogsmscjhine langs de marketing-meetlar. Laten we bezien waar je uitkomen ……..Het is een denklijn, we kunnen er daden bij bedenken. Eerst de ratio en de moraliteit. later de verbeelding aan ce macht, zelfmacht noemde ik dat vroeger
Vanuit het thema grond beschouw ik de volgende punten als kritisch:
Overal in Nederland en In de wereld speuren mensen – met deskundigen en advocaten – naar de hoogste winsten ~ ; Ik noem hen speculatieve kapitalisten die woekerwinsten beogen
Dit soort kapitalisten worden ongebreideld rijk met aan- & verkopen van grond en de daaraan gekoppelde huizenbouw en huizenverkoop en dragen langs deze weg bij aan de welvaartsgroei.
“Als je er vroeg bij bent ben je spekkoper!” hoor ik in die wereld.
Ik ken de taal van het risicomanagement: speurders lopen in hun koopjesjacht ook risico’s: “het loopt ook wel eens anders / het gaat ook wel eens mis”. Maar ze streven in hun portefeuille met grondpercelen naar het beheer en beheersen van de risico’s op miskopen.
Wat zegt de wet, dat wil zeggen, wat weten we hiervan?
Over welke kennis of wet zijn het eens en wat gaan we delen in ons netwerk?
Hoe gaan we dat verder verspreiden?
Wie is nog meer betrokken, heeft deze misleiding door en brengt dit vermoeden (ook) naar de politiek of de rechter?
Hoeveel speculanten hebben we in beeld? Waar ligt de grens? wat noemen we speculatie? Ondertussen rinkelt de kassa! Met miskopen loop je niet te koop. Je focust je op winst.
Ik vind dit oer-kapitalistisch gedrag = woekerwinsten zijn onmaatschappelijk
Ik zet hier een streep: woekerwinsten zijn (vind ik) anno 2024 niet normaal!
Ja, ik weet dat speculanten risico’s lopen en dat ze (“netto”) winst mislopen.
Mijn hoevraag luidt: Hoe gaan we als samenleving hiermee om? Hoe valt hier paal en perk aan te stellen?
Nu lijkt het er teveel op dat we een zgn “planbatenheffing” als oplossing zien. Zie bijv. het tijdschrift van AEDES. “Als de baten hoger uitvallen als de kosten willen we daarna gaan afromen. Dat is in mijn bedrijfskundige terminologie een achterwaartse koppeling. Dit is – eenvoudig gezegd: het paard achter de wagen spannen.
Welk koop- en bouwproces ziet hier nu achter? Rudy van Stratum heeft hier een boekje over gemaakt: Geld is een middel. Het aardige is dat Rudy dit hele boekje in PDF op internet heeft gezet.
Deze pdf zorgde dat mijn inzichten zich snel verdiepten. De relatie van grondverkopers / projectontwikkelaars en de gemeentelijke overheid kwamen helder in de schema’s naar voren.
Hoe kan je sturen? Lobbyen en besturen. Wie kan en moet hier besturen? Wie is hier nu aan zet? Wat zegt en doet de Zuidas? Wat zeggen en doen de lobbygroepen bij de overheid?
Stemmen burgers nu op politici? Of maken lobbygroepen in de wereld de dienst uit? Hebben lobbygroepen stemrecht? Hoe hebben we dat in wetten geregeld?
Hamvraag: Welk beleid kan en dient onze overheid te voeren voor een maatschappelijker beleid? Kun je daarmee 1, 2 en 10 bestrijden? In welke zin helpt dat effectief?
Geen idee of dan een voorwaartse koppeling in het proces voor de hand ligt… Hoe ziet dat proces er eigelijk uit.
Laten we als casus gebiedsontwikkeling lokaal in een gemeente onder de loep nemen. Welke rendementen worden of werden er in Utrecht gehaald bij grond- & huizenverkoop? Voorbeelden?
Welke lessen kunnen we uit deze voorbeelden trekken?
Vraag: hoe kom je tot deze 18 punten, jan? Andere mensen stelden mij een vervolgvraag:
Waren we voor jou aanleidingen of momenten om dit op te schrijven? Meer dan zeven
A. IGN Vastgoed: De afgelopen twee jaar ben ik diverse keren telefonisch benaderd door IGN Vastgoed. Ze vroegen me of ik geïnteresseerd was in het aankopen van een kavel. De kavels hadden al een goedgekeurde bestemming voor woningbouw. Ik zou wel 20 % rendement kunnen behalen, zo werd mij voorgerekend. Ik ben bij zulke berekeningen op mijn hoede: “Stuurt u mij uw prospectus maar op” De post deed zijn werk. ik ontving de prospectus van IGN Vastgoed vol jubelende zinnen over hun winnende perspectief. Totdat de rechter er een streep in het zand zette, zie punt 5. Een tijdlang was de website van IGN Vastgoed uit de lucht. Vandaag bleek bij controle dat IGN Vastgoed een herboren nieuwe visie heeft omschreven, die luidt:
Grondhandelaren verkopen landbouwpercelen met de belofte dat er op termijn gebouwd mag worden. In de praktijk wordt er nooit gebouwd en blijven kopers achter met waardeloze landbouwgrond. Wij zetten ons in voor de terugbetaling van de aankoopsommen aan gedupeerden en werken actief aan het beëindigen van deze malafide grondhandel. Samen staan we sterk in de strijd tegen deze misleidende praktijken. Geraadpleegd 1.12.24 https://grondhandelclaim.nl/speculatieve-grondhandel/ Lees vooral verder op de herboren website en vul uw gegevens in bij het meldpunt Speculatieve Grondhandel!
B. RSU 2021. Bij het bestuderen van de Ruimtelijke Strategie van de Gemeente Utrecht ontdekte ik dat er in de nota’s niet werd vermeld hoe het grondeigendom was verdeeld over de belanghebbende partijen. Wie is eigenaar van de grond in aandachtsgebieden als Overvecht en Merwedekanaalzone? heedt de gemeente alleen de openbare ruimte in bezit? Want: De gemeente heeft heel weinig te zeggen als ze geen grondeigenaar zijn. In ieder geval heb ik gemerkt dat ze zijn gaan denken dat ze weiing te zeggen hebben en duistere procedures als het UPP moeten volgen. Lopen grondeigenaren en projectontwikkelaars de gemeentelijke toegangsdeur plat? (voorbeelden van initiatieven!) . Beschikken zij over de 06-nummers van belangrijke sleutelpersonen in het Utrechtse Stadskantoor?
C. Wat bedoelt U, Interessant! Discussies in een van de politieke cafe’s in de stad maakten de problematiek niet helderder maar wel interessanter en explosiever.
D. Constructief. Mijn lidmaatschap bij de Constructieve zorgde voor gesprekken met een doorbraak> Ik hoorde de toverzin “De wildernis is van de landheer!” Het is regaal recht, waarin het recht van de koning (regaal) al in de middeleeuwen is vastgelegd!
E. Privaatrecht. In het Romeins Recht zijn de rechten van grondeigenaren vastgelegd. In beton gegoten was mijn oordeel. Wat betekent privaat, is dat de koning met alle macht. Dat is toch regaal recht?
F. Hou je mond over grond. En de daarop volgende gesprekken over grondaankopen en woningbouw in Leidsche Rijn leidden tot: “Hou je mond over grond?” Mijn reactie was “Hou jij je mond over grond?” Waarom zou ik in grond investeren? Vandaag investeerde ik maar in Land van Ons…… https://mijn.landvanons.nl/members/profile
G. Daarom stel aan jou de volgende vragen:
Ik zoek bondgenoten die met mij onderzoek doen naar een weg naar afgewogen oplossingen
Wie deelt mijn zorg?
Hoe sluit mijn idee aan bij jouw denken?
Welk punt of welke letter uit mijn betoog raakt jou?
Of bij welk punt, letter of letter-punt combinatie ga ik de mist in.
Ik hoor graag jullie antwoorden.
Ik ben inmiddels aan een cursus grondbezit en gebiedsontwikkeling begonnen. Leerzaam.
Tot zover,
Utrecht, update tekst 23 november 2024
Voordat in mijn cursus begon was ik nog feller in mijn teksten….
Ik stel me nu constructiever op en dat werkt: op zoek naar nog meer inzichtenen tegendenkers
Opmaat voor overgangrede: 15 jaar Kracht van Utrecht; Strategische reflectie200
Twee plaatjes uit 2009 en 2024. De eerste is van Jens van der Weel, een taal- en strategie-kunstenaar.
In 2009 hadden we 5 seconden over voor onze voorplaat van ons eerste KvU-rapport. Ik weet nog hoe we deden, en waar dat was.
Verschillen tussen beide voorkanten 2009 en 2024.
Het Kleurengebruik: Veel rood en groen in 2009, weinig rood en groen in 2024
200G: een voorkant van een rapport
ons rapport uit 2009 over een alternatief in de toekomst
2024: een denkend mens, een soort Rodin, met een brein binnen, vol puzzels
2024: je ziet de man denken over van alles, het zijn heel veel puzzels !
2024 hij kijkt naar een groen puzzelstukje, wat zou dat zijn?
Jens adviseert goed na te denken waar je naar wil kijken.
Zou je mijn strategische reflectie in twee plaatjes kunnen gieten?
Nog een ander, een derde beeld
Afgelopen weken ontving ik via allerlei kanalen& media een heel ander beeld. Het was onderstaand Amelisweerd clipe.Nu als foto ingeplakt Een meisje die voor de bomen staat. Met een vlinder, een vleermuis, een specht, een konijnen en een eend. “Strijd mee / Red Amelisweerd nu”
Een clipje van 2 min 15, gemaakt van een gedicht van Vincent Bijlo en ingesproken door bekende Utrechtse kunstenaars. Kijk wat zij zeggen “namens” Vincent Bijlo! Effect: 4 a 5000 mensen op het Domplein met o.a. een gloedvolle, humoristische toespraak van die zelfde Vincent.
Om de beste ervaringen te bieden, gebruiken wij technologieën zoals cookies om informatie over je apparaat op te slaan en/of te raadplegen. Door in te stemmen met deze technologieën kunnen wij gegevens zoals surfgedrag of unieke ID's op deze site verwerken. Als je geen toestemming geeft of uw toestemming intrekt, kan dit een nadelige invloed hebben op bepaalde functies en mogelijkheden.
Functioneel
Altijd actief
De technische opslag of toegang is strikt noodzakelijk voor het legitieme doel het gebruik mogelijk te maken van een specifieke dienst waarom de abonnee of gebruiker uitdrukkelijk heeft gevraagd, of met als enig doel de uitvoering van de transmissie van een communicatie over een elektronisch communicatienetwerk.
Voorkeuren
De technische opslag of toegang is noodzakelijk voor het legitieme doel voorkeuren op te slaan die niet door de abonnee of gebruiker zijn aangevraagd.
Statistieken
De technische opslag of toegang die uitsluitend voor statistische doeleinden wordt gebruikt.De technische opslag of toegang die uitsluitend wordt gebruikt voor anonieme statistische doeleinden. Zonder dagvaarding, vrijwillige naleving door uw Internet Service Provider, of aanvullende gegevens van een derde partij, kan informatie die alleen voor dit doel wordt opgeslagen of opgehaald gewoonlijk niet worden gebruikt om je te identificeren.
Marketing
De technische opslag of toegang is nodig om gebruikersprofielen op te stellen voor het verzenden van reclame, of om de gebruiker op een site of over verschillende sites te volgen voor soortgelijke marketingdoeleinden.